APRIL/AVRIL 2005

ANNUAL MEETING - NEWS FROM CHAPTERS - ADAS NEWS - FROM THE JOURNALS


CAANS / ACAEN

Annual meeting, 28-29 May 2005

Somerville House Room 2316, University of Western Ontario, London, ON

 

Saturday, 28 May
9:00
President’s words of welcome: Michiel Horn
9:15  -  9:45
Mary Eggermont-Molenaar (Calgary): “De Grauwe Beer en de Graaf in ‘De Indiaan’ van Simon Vestdijk.”
9:45  - 10:15
Hermina Joldersma (University of Calgary): “Paradoxes of Citizenship: A Canadian’s Contribution to a Quarter Century of Research on Het Antwerps Liedboek.”
10:15 - 10:45
Coffee break
10:45 - 11:15

Ingrid Steiner (Waterloo): “Graft, a Dutch Polder Village in the 17th Century.”

 

11:15 - 11:45
Michiel Horn (Glendon College of York University): “Dutch Migration to Canada: the Children’s View.”
11:45 - 13:15
Lunch
13:15 - 13:45
Gus Dierick (University of Toronto): “The Perils of Myth-making: Harry Mulisch’s Siegfried.”
13:45 - 14:15
Henry Schogt (University of Toronto): “A Look Behind The Curtain.”
14:15 - 14:45
Coffee break
14:45 - 16:15
Business meeting
19:00
Dinner at the Marienbad restaurant, downtown at Carling and Talbot
Sunday, 29 May
9:15 - 10:15
Guest Speaker, Pieter de Laat (UNESCO-IHE Institute for Water Education, Delft)  “Waterbeheer in Nederland in historisch perspectief.”
10:15 - 10:45
Coffee break
10:45 - 11:15
Gerrit Gerrits (Acadia University): “Flight or Detachment from the World: Some Modern Devotion Writers Compared with Some Classical and Renaissance writers.”
11:15 - 11:45
Sander Zweers (University of Waterloo): “The Function of the Theme of Death in Selected Works of Marcellus Emants.”
11.45 - 13.15
Lunch
13:15 - 13:45
Christl Verduyn (Wilfrid Laurier University): “A Piece of the Picture: Krijn Taconis, Dutch-Canadian Photojournalist (1918-1979).”
13:45 - 14:15
Ton Broos (University of Michigan): “Books without Borders: the Case of Giant Publisher Johannes Allart (1754-1816).”
17:00 - 19:00
University of Western Ontario President’s Reception

 
REPORTS FROM CHAPTERS

VANCOUVER

Op 21 October 2004 sprak voor ons Ir. Henk Saaltink over “De Culturele BarriPres en de vooruitgang van de beschaving.” Hij stelde dat de manier waarop mensen de wereld bekijken grotendeels gebaseerd is op hun levenservaring. En dat geldt zeker voor de ideeën die hij verwerkte in een stukje dat hij schreef in het Engels en dat hij de wijdse titel gaf van “Cultural Barriers and the Advance of Civilization.” Hij begon van zijn ervaring te vertellen en dat stukje werd uitgedeelt aan het einde van zijn betoog.

Saaltink werd in Nederlands-Indië geboren en groeide daar op in een kleurrijke samenleving bestaande uit zeer vele etnische groepen, elk met hun eigen cultuur. Zijn ouders waren onder-wijzers die hun taak zeer ernstig opvatten. Gezondheidszorg en onderwijs werden flink uitgebreid in de twintiger jaren en er heerste een optimistische stemming. Ze waren met z’n allen bezig om van Indië een groot land te maken, onder Hollandse leiding natuurlijk. De vooruitgang op menig gebied maskeerde de problemen die later moeilijkheden zouden geven.

In 1939 brak de tweede wereld oorlog uit en het duurde niet lang of Nederland werd erbij betrokken. Nederlands-Indië bereidde zich voor op de komst van de Japanners. In 1941 ging de spreker het leger in en was spoedig vervuld van dat grote gevoel van zelfvertrouwen dat iedere soldaat voelt, dat stoere gevoel van superioriteit, van onoverwinnelijkheid. Maar in Maart 1942 hield Nederland-Indië op te bestaan. Saaltink werd krijgsgevangene, zijn ouders en twee jongere broers kwamen in concentratiekampen terecht.

Belangrijke levens lessen werden geleerd. De Japanners demonstreerden op overtuigende wijze dat zij geen waarde hechten aan mensenlevens of menselijkheid.. Zij hadden absoluut zeggenschap over wel en wee, en over leven en dood van hun gevangenen ! “De volgende drie en een half jaar was al onze physieke and mentale energie gericht op zelf behoud. Saamhorigheid moest de gevangenen erdoor helpen. Elkaar helpen, elkaar bemoedigen, dat was het parool.”

Saaltink werkte in verschillende kampen op Java, Singapore en de spoorweg langs de “River Kwai” en werd uiteindelijk te werk gesteld in een kolenmijn op Kyushu in Japan. Augustus 1945 bracht de vrijheid en hij leerde belangrijke nieuwe lessen. Hij had de gelegenheid kennis te nemen van de oorlogsravage in Japan, uitgebrande steden waar honderdduizenden mannen, vrouwen en kinderen de vuurdood vonden, en tenslotte Nagasaki vernietigd door de atoombom. De Japanse legers waren niet verslagen, maar de oorlog had zich uiteindelijk tegen de burger bevolking gekeerd met de meest effectieve “weapons of mass destruction.”

Hij concludeerde dat gewapend geweld niet paste in een geciviliseerde wereldorde. Deze conclusie werd nog versterkt door de gebeurtenissen in Indonesië die volgden. De colonisatie van dat land werd door omstandigheden een moeilijk process waar alle partijen schade van overhielden. Maar de vrijheid gaf Indonesië een kans om het beter te doen, Holland moest zich aanpassen aan het verlies van een rijke kolonie, en Saaltink ging een nieuwe toekomst tegemoet in Canada 

De volgende 50 jaar werkte hij als Raadgevend Ingenieur aan ontwikkelingsprojecten in Canada en de derde wereld, in totaal 35 landen. Deze carriPre bracht met zich mee dat hij moest samenwerken met honderden mensen van zeer uiteenlopende culturele achtergrond. De ervaring van zijn jeugd en de oorlogsjaren kwam hem daarbij goed van pas. In elk cultureel milieu en onder alle omstandigheden kon hij effectief werken. Hij had ook de gelegenheid als onpartijdige buitenstaander waar te nemen hoe de verhoudingen tussen verschillende culturele groepen zich ontwikkelde in de voormalige koloniën.

Culturele conflicten in die landen liepen spoedig uit op gewapende conflicten en ontwikkelings-werk kwam dan tot stilstand. Intussen had de zogenaamde koude oorlog tot resultaat dat er overal in Azië, Africa en Zuid-Amerika gewapende conflicten ontstonden, die de vooruitgang van ontwikkelingswerk volledig onmogelijk maakten. Politieke ideologië werd een onoverkomelijke culturele barrière.

Tezelfder tijd braken nieuwe conflicten uit in het Midden-Oosten waarbij culturele verschillen en economische belangen een rol spelen. Hier wordt de westerse militaire overmacht bestreden met een golf van terrorisme, een gedecentraliseerde vorm van geweld dat moeilijk te bestrijden is en met succes gebruikt wordt om wanorde te zaaien en paniek te verspreiden in het Westen. Beide vormen van geweld keren zich tegen ongewapende burgers.

Alhoewel er dus veel veranderd is in de laatste vijftig jaar is het duidelijk dat er van vooruitgang van civilisatie geen sprake is geweest. De hoop dat de mensheid in vrede en vrijheid zou kunnen leven is niet bewaarheid. En evenmin is de hoop bewaarheid dat de mensen in de ontwikkelings-landen betere levensomstandigheden zouden krijgen. Zijn teleurstelling met deze stand van zaken bracht de spreker ertoe om te overwegen langs welke weg er verbetering in deze situatie zou zijn te verkrijgen. Van één ding is hij overtuigd: de wereld komt niet vanzelf in orde. Hij is ervan overtuigd dat we het zelf moeten doen door ons verstand te gebruiken.

De vraag is: hoe houdt men massa’s mensen, elk met een vrije wil, in het gareel? En hoe zou dat gareel er moeten uitzien? De laatste drieduizend jaar hebben vele filosofen daar al hun aandacht aan gegeven. Als ingenieur bevond hij zich op dun ijs. Maar gezien zijn ervaring dacht hij iets te kunnen zeggen over culturele hindernissen die in de weg staan van vooruitgang.

Zijn gedachten daarover zijn te lezen in zijn stukje over Cultural Barriers and the Advance of Civilization. De schrijver beeindigde zijn voordracht met illustraties van de enorme cost van locale conflicten in ontwikkelingslanden, de rol van de snelle bevolkingsaanwas op het ontwikkelingswerk, en de moeilijkheden die zich voordeden in deze landen door het ontbreken van staatsinstellingen om een ontwikkelingspolitiek te formuleren of om de uitvoering van zo’n politiek te ondersteunen.

Uiteindelijk gaf hij een paar voorbeelden hoe het begrip van een andere cultuur ernstige conflicten kan voorkomen en vaak als een wonder werkt voor het oplossen van moeilijkheden die zich altijd voordoen in relaties tussen verschillende culturen.

Onze hartelijke dank voor de interessante lezing en het gaf weer stof tot nadenken!

Tot ons grote genoegen sprak op 18 november 2004 voor ons Joop Corijn, de Nederlandse Consul-Generaal in Vancouver. Wij bedanken hem nogmaals hartelijk voor zijn lezing die zeer verhelderend was. Hij gaf zijn persoonlijke indrukken, verwachtingen en wensen weer over de huidige stand en de toekomst van de Europese Unie. De regeringen klagen over onverschilligheid, zelfs vijandigheid van de burger. Ze zitten in een vicieuse cirkel. Burgers kunnen alleen bij Europa betrokken worden als zichtbaar wordt wat ze eraan hebben. De regeringen klagen over deze onverschilligheid, maar ze zetten niet de stappen die nodig zijn om dit te veranderen omdat ze bang zijn nog meer weerstand en klachten op te roepen.

Ook ontbreekt er een gemeenschappelijke vijand tegen wie ze zich kunnen keren, zoals bijvoorbeeld de Russen indertijd. De herverkiezing van Bush zou misschien de “rijen kunnen sluiten.” Ook de bedreiging van extreme terroristische Moslims zou kunnen helpen om meer eensgezindheid te creëren onder de Europeanen 

De huidige aaarzeling met betrekking tot het toelaten van de laatste drie toekomstige deelstaten: Turkije, Bulgarije en Roemenië duiden volgens de Consul Generaal op de zelfde sentimenten die de toelating van Portugal, Spanje, Griekenland en Ierland opriepen. In de laatste tien jaar blijken deze landen echter volledig geVntegreerd te zijn en zelfs een verrijking in plaats van een last voor de Europese gemeenschap te zijn.

De media en het publiek laten zich vaak laatdunkend uit over de EU, maar wat misschien vergeten wordt is dat er toch wel degelijk vooruitgang plaats vindt in de vorm van een lange reeks kleine, maar belangrijke stappen. Het zijn vaak de krisissituaties die dan weer de aanzet geven tot de volgende reeks van politieke maatregelen. Minister Lubbers vergeleek dit met “fietsen door rul zand” - moeizaam, veel en hard werken om geleidelijk vooruitgang te bereiken.

Het zijn echter kleine stappen, maar geen waar doel. Het moet een Europa worden dat in de wereld een voorbeeldfunctie heeft en daardoor op respect en geloofwaardigheid kan rekenen. Hij ziet als einddoel een Europa als een federatie met meer democratische legitimiteit, waarbij de burger zich ook meer betrokken gaat voelen bij het proces

Op donderdag 10 februari 2005 werd onze jaarvergadering gehouden. Hierna werd er een film vertoond: “JULIANA”, In zeventig bewogen jaren, door: Anton Koolhaas en Bert Haanstra, gemaakt ter gelegenheid van Koningin Juliana’s 70ste verjaardag. Een boeiend en veelbewogen

overzicht van haar leven vanaf haar geboorte, met veel historiese beelden, en ook persoonlijke commentaren  en terugblik door de koningin zelf d.m.v. een interview. Het bracht voor velen herinneringen terug, waarvan de geanimeerde gesprekken getuigden 

In Memoriam

Het doet ons leed U mede te delen dat op 4 februari j.l. ons medelid Rein Doorman onverwacht is overleden. Rein is vele jaren lid geweest en velen zullen zich hem herinneren, en vooral zijn gevoel voor humor. Onze sympathie gaat uit naar zijn vrouw Ine en hun kinderen Dick en Nora. 

Doeshka Timmer, secretaresse


 TORONTO 

We begonnen onze eerste bijieenkomst op 1 oktober met een lezing van Mensje van Keulen, die op bezoek was uit Nederland. Deze bekende schrijfster sprak op haar eigen levendige manier over haar werk  (Note: Een 8-tal van haar romans, waaronder een boek voor kinderen, wordt vermeld op haar website). Vooral werd aandacht besteed aan haar autobiografische roman Olifanten op een web. De CAANS Leesclub had  gelegenheid gehad op tijd dit boek uit Nederland  te kunnen bemachtigen en te lezen dus een aantal leden was in staat vragen hierover voor te bereiden. Mensje (Mennie van der Steen) kreeg een warme ontvangst en haar bezoek aan Toronto werd zeer gewaardeerd.

Op 29 oktober vertoonden we de film De Tweeling - gemaakt naar de roman van Tessa de Loo. De video was te leen gegeven door Theo Luykenaar, redacteur van De Nederlandse Courant. De film volgt het verhaal van Anna en Lotte, een tweeling geboren in Keulen in 1916. Op zes-jarige leeftijd worden de zusjes van elkaar gescheiden wegens plotseling overlijden van de ouders. Een meisje groeit op bij  Nederlandse familie, het andere gaat naar  Duitse familie. Het verschil in opvoeding is groot. Door de slechte verhouding tussen de families raakt het contact tussen de zusjes verbroken. Ze ontmoeten elkaar toevallig weer op bejaarde leeftijd in een kuuroord in België waar ze beiden behandeling zoeken voor artrose. De film vertoont op meeslepende wijze de lotgevallen van de zusjes  gedurende de tussenliggende tijd, waaronder de jaren van de Tweede Wereldoorlog. Het was een voorrecht deze ontroerende film te kunnen vertonen. 

Dit jaar was heel bijzonder voor het Chapter omdat het 25-jarig jubileum herdacht werd!  Ter viering hiervan gaven de Consul-Generaal en mevrouw Hessling op 5 november een diner voor het bestuur. Een geste, die zeer gewaardeerd werd. Op 21 november had het bestuur, om dit heuglijk feit te herdenken, een feestelijke lunch georganiseerd in een aardig, centraal gelegen restaurant. Hieraan werd door vierenveertig leden, waaronder enige genodigden, deelgenomen. Onder de eregasten bevonden zich de Consul-Generaal, de heer Jan Hesseling, de President van CAANS National, Professor Michiel Horn, en de Redacteur van De Nederlandse Courant, de heer Theo Luykenaar en mevrouw Luykenaar.

In haar toespraak belichtte de President van het Chapter, Willemina Seywerd,  het ontstaan hiervan in 1979 en noemde een aantal personen die bij de oprichting aanwezig waren en zich hebben ingezet om het doel te bereiken. Dit waren o.a. professor Nico Badenhuizen, professor Jan Strijland,  Gerrit Terbrugge, professor Gus Dierick, professor Michiel Horn, professor Robert Siebelhoff, Fons Claus van Banning, Thea Schryer, Anne van Egmond, Ineke van Weel en ondergetekende. Belangrijk voor de 'fundraising' was Mark Boekelman. Het was de bedoeling dat een cursus Nederlandse Taal aan de Universiteit van Toronto zou worden opgericht en hiervoor werd financiële ondersteuning verwacht. Zoals bekend, was het resultaat succesvol. Het nieuwe Chapter organiseerde in 1980 een tweedaagse conferentie over de "History of  Dutch Immigration to North America" in samenwerking met de Multicultural History Society en het Wereld Contact Cultural Committee.  Sindsdien worden de bijeenkomsten gewoonlijk 's avonds zes- of zevenmaal per jaar gehouden met een afwisselend programma dat altijd gericht is op aspecten van de Nederlandse cultuur.  De hoop werd uitgesproken dat het Chapter meer jongere leden aantrekt en hieraan zal speciale aandacht gegeven moeten worden. Met uitzicht op een positieve toekomst hieven allen het glas en applaudiseerden het voortzetten van het doel: de "Advancement of Netherlandic Studies."

Op 17 februari 2005 vond een gedenkwaardige gebeurtenis plaats in de Boardroom van de North York Central Library Branch (NYCL) van de Toronto Public Library (TPL) die de succesvolle conclusie betekende van een beslissing genomen in 2004.  De achtergrond van dit gebeuren is als volgt 

Een bestaand 'Heritage Fund' ($2000) van de CNBPA (Canadian Netherlands Business and Professional Association) moest besteed worden  voor een doel dat het Nederlandse erfdeel ten goede zou komen. Om dit doel te bereiken besloot de CNBPA zich tot CAANS Toronto Chapter te wenden om suggesties voor een juiste besteding van het Fonds. CAANS-lid  Margie Kidd stelde voor om hiervoor boeken van Nederlandse auteurs in Engelse vertaling voor de Toronto Public Library te kopen. Noodzakelijk was dat de boeken in het Engels zouden zijn om voor de Canadese gemeenschap  in Toronto beschikbaar te zijn. Het CAANS voorstel werd geaccepteerd en het Fonds werd overgemaakt aan CAANS  om tot uitvoering over te gaan.  Het voorstel werd door Margie Kidd en Willemina Seywerd eveneens besproken met de TPL die zich hiermee zeer verheugd toonde en een donatie van boeken graag zou ontvangen. Ook werd de mogelijkheid Nederlandse speelfilms in video of DVD formaat te kopen, onderzocht.

Nadat een lange lijst  van titels van het Nederlands Vertalings Fonds was ontvangen, maakten Margie en Willemina  hieruit een keuze. Deze keuzelijst werd voorgelegd aan de TPL om na te gaan of hiervan reeds boeken in de bibliotheek waren opgenomen.  Dit bleek inderdaad het geval te zijn, een groot aantal was reeds in de collectie!  De boeken die echter nog niet aanwezig waren, of  waarvan er maar een exemplaar bestond in de Reference Library, werden besteld om deel uit te maken van de "Heritage Donation", bestemd voor de 'Circulation Collection' van de NYCL.

Het bleek na langdurig onderzoek dat de speelfilms die gekozen waren niet met Engelse ondertitels of dubbing beschikbaar waren in formaat geschikt voor Noord Amerika.  De hulp van de Nederlandse Ambassade in Ottawa werd ingeroepen. Ook van deze kant was het antwoord niet hoopgevend, bovendien werd gewezen op problemen met copyright.  Echter, de Ambassade was bereid te helpen met een aantal Nederlandse documentaires in DVD en VHS formaat, dus geschikt voor Canada.  Na korte tijd werd een achttal DVDs ontvangen en toegevoegd aan de reeds gekochte boeken 

Het totale fonds was echter nog niet uitgeput.  Een groot aantal titels staat op de lijst van Nederlandse boeken 'in preparation', dus boeken die vertaald worden in het Engels maar nog niet klaar zijn en waarvan de uitgever dit of volgend jaar als datum opgegeven heeft. Afgesproken is nu dat het resterende bedrag van het "Heritage Fund" gebruikt zal worden voor boeken die (hopelijk binnenkort )gepubliceerd zullen worden  Een lijst van titels is verstrekt.

Het ceremonieel dat op 17 februari plaats vond, was de culminatie van werkzaamheden van het afgelopen jaar en dozen met boeken en een doos met DVDs plus een cheque konden aangeboden worden.  Passend is dat deze aanbieding ook beantwoordt aan de doelstelling van CAANS: de studie en bevordering van Nederlandse cultuur in Canada. Eveneens kan deze schenking gezien worden als een bijdrage aan Canada ter gelegenheid van de 60-jarige bevrijding van Nederland. Een teken van de aanwezigheid van het Nederlands erfdeel in Toronto - voor iedereen beschikbaar!

Willemina Seywerd.

Lijst van gegeven boeken en DVDs:

BOOKS - Fiction:

- Enquist, Anna.  The Icecarriers

- Enquist, Anna.   The Masterpiece

- Hichtum, Nienke van. The Applecake

Non-Fiction:

- Deleu, J. red., The Low Countries, Arts and Society in Flanders and The Netherlands, Stichting "Ons Erfdeel" Yearbooks: 1993-94, 1994-95, 1995-96, 1996-97, 1997-98, 1998-99, 1999-2000, 2000, 2001, 2002, 2003, 2004.

- Ibelings, H. & Strauven, F. Contemporary Architecture of the Low Countries

- Kossman-Putto, J.A. The Low Countries, History of the Netherlands and Southern Netherlands

- Lanz, Isabella & Verstockt, K. Contemporary Dance in the Low Countries

- Ruytens, M. & Stegeman, E. Contemporary Sculptors of the Low Countries

- Jong, Erik de,  Nature and Art, Dutch Garden and Landscape Architecture, 1650-1740

 

DVDs:

- Dutch Design - 13 min.

- Dutch Light - 53 min.

- Dutch Painters of the Golden Age - 20 min.

- Holland Land of Water - 18 min.

- How do you Rotterdam? - 19 min.

- The Netherlands and the House of Orange - 19 min.

- Rijksmuseum, The Masterpieces

- A Sovereign Selection - 15 min.

Willemina Seywerd.


MONTREAL

Dit verenigingsjaar begon op 28 september, in de gebruikelijke plaats op McGill University, met een voordracht door Mensje van Keulen: “Feit en Fictie.” Daar de meesten van ons al voor meerdere jaren hier zijn, was zij wel “iets nieuws” en vooral haar kijk op het alphabet “Van Aap tot Zet” was bijzonder vermakelijk! De avond was wel door veel leden bijgewoond en allen appreciëren erg de huidige activiteit om verscheidene auteurs uit Nederland naar ons te sturen om ons, hier in Canada, ook een beetje op de hoogte te houden van hoe het nu nog is, daar:

“Dan zet Zizi nog de wekker, zet de po klaar bij het bed, en pakt met een zucht de slaapmuts die ze op haar kopje zet.”

Onze tweede bijeenkomst, op 21 October, was ook weer in het kader van een “tour,” en ook weer erg interessant. Ada Wynston vertoonde haar documentaire Hidden Heroes over de oorlogsjaren in Nederland en de verschrikkelijke herinneringen van velen en ook weer de goede herinneringen! Voor de meesten van ons, die dat zelf ook hebben meegemaakt, waren deze herinneringen heel duidelijk, voor hen, die daar toen nog niet bij waren, een andere reden voor:

DAT NOOIT MEER!

Ada heeft verder nog op veel vragen en opmerkingen gereageerd met de nodige uitleg.

Hans Vanacker, de eindredacteur bij de Stichting Ons Erfdeel - Septentrion, die de gezamelijke cultuur van Vlaanderen en Nederland publiceert, was de derde spreker in dit seizoen. In zijn lezing “Samen en alleen: culturele ontwikkelingen in Nederland en Vlaanderen” werd dit dus duidelijk naar voren gebracht. Met de huidige ontwikkelingen op het Europese continent is het niet zo zeer het verleden, maar wel de toekomst die alles vereist om onze taal en cultuur te behouden. Zeer belangrijk, zeer gewaardeerd!

En dan kwamen wij weer tot het einde van het jaar 2004. Als bij nu een traditie, kwamen wij bij Pieter Sijpkes “onder de Koepel” in Verdun samen, op 12 december, om deze gebeurtenis gezellig te gedenken! Heel veel dank aan de gastheer voor deze jaarlijkse gelegenheid tot een ongedwongen samenzijn.

Voor al onze medeleden van CAANS wensen wij een voorspoedig en gezond 2005! Zoals dat hier heet: A la prochaine!

Jan Beckman.


AADAS NEWS

This year’s AADAS conference will be held at Dordt college in Iowa on June 2-4, 2005, on the topic “Dutch immigrants on the Plains.” It is a relatively neglected area of Dutch-American immigrant history, and the conference will certainly give rise to new publications about it. The conference will be preceded and followed by tours of the area to see old Dutch churches and other sites of settlements, and places connected with Dutch-American authors, 

Speaking of publications, Harry Veldman has published a book on Hendrik de Cock, whose secession from the Reformed church in the Netherlands led to a similar breakaway in the United States. (One can now tour, by bus or car, the route de Cock took across Groningen province founding new congregations). There is also news of collection development at the Hope College and Calvin College archives, and an account of how Henry P. Scholte, the founder of Pella (Iowa), twice tried unsuccessfully to secure himself a post as US ambassador (once to The Hague, once to Berlin) in hopes of returning to Europe to continue to promote emigration.


FROM THE JOURNALS

 FLANDERS

The first article in issue no. 64 (Dec ‘04 to Feb. ‘05) concerns corrosion control. It matters to industries and airlines, who spend a lot of money on routine preventive maintenance of equipment. A small company called METALogic, one of the spinoffs of research done at KU Leuven, has developed ways to check for trouble non-intrusively, so that the equipment need only be torn down if there prove to be cracks or corroded spots inside it. The university has kept a controlling interest, so that the usual fate of such small companies - they fold, or they are bought by bigger companies who subvert their purposes to make profit sooner - has been avoided. Other articles also are about companies. One called APOPO has as its academic partner the University of Antwerp; it is field-testing the detection of landmines using African giant rats, who will work for food, and can save an estimated 85% of the time spent with present methods to check if a terrain has been mined or not. Further applications in customs work, environmental research and medical practice are being studied. Roularta began by publishing local free papers, launched the excellent magazine Knack in1971 and many others since, and is now going Europe-wide. The fireworks company of Hendrickx and Lefebre put on prizewinning fireworks displays worldwide (they used to make their own). 

Turning to the arts, anyone who would like one last Rubens exhibition can catch it at the Metropolitan Museum of Art in New York, where a major show of his drawings runs till April 3. (Pupils did most of his paintings, but his drawings are all his own). Flemish theatre companies - those presenting “theatre, dance, performance and music,” often in combination - perform a great deal outside Flanders. An article discusses a selection of the less utterly famous ones, namely the Needcompany; STAN, which works without a director; Jan Fabre’s Troubleyn; and Victoria., which has no resident artist. All seek to “re-assess traditional theatre and breathe new life into it,” and are very popular in France, whose own theatre is very traditional. The Teutonic Order, whose commandery at Alden Biesen has been restored and converted into a conference and cultural centre, also went abroad, but to conquer (they founded Prussia, at the expense of the original Baltic Prussians). Today Flanders prides itself rather on international co-operation of a more peaceful kind. A Flemish tour operator has written a proposal to open up a former mining region in Slovakia to tourism. The government has had a program of economic co-operation with South Africa for ten years now. And one Fleming is known to everyone for his international work: the surgeon and yachtsman Jacques Rogge, who has improved the workings of the International Olympic Committee during his presidency of it. 

DUTCH CROSSING

Volume 27 no. 2 (Winter 2003) comes with a note pointing out that, while the journal continues to be edited in London, the administration is at the University of Sheffield. That was where the fifth annual conference of the Association for Low Countries Studies of the UK and Ireland was held in January 2004, and this issue brings us ten papers from that meeting. 

Robert Moore (Sheffield) traces the evolution of Dutch historical writing on the Nazi occupation. The comfortable view that most Dutch people were anti-Nazi, with relatively few collaborators, seemed plausible after the post-1945 purges, but since then a series of shocks have occurred: Jacques Presser’s memorable account of the destruction of the Dutch Jews; repeated cases where highly-placed people have proved to have Nazi pasts which the purges somehow missed; and Hans Blom’s call (in the 1980s) not to classify one or another group as goed or fout on the basis of their actions but to attempt to establish what the Dutch thought in 1940-45, including what they knew and when they knew it, and to draw parallels with the situation in other European countries and in the prewar and postwar periods. This call has perhaps finally borne fruit in Bart van der Boom’s We leven nog (2003), based on 41 diaries of the time, which suggests a population concerned to live a normal life, anti-Nazi from the beginning but only driven to act when personally affected, notably by the imposition of forced labour. More studies are needed on controversial areas such as the attitude of the civil service. 

Esther ten Dolle (UC London) discusses the continuing controversy around the war against the Indonesian independence movement in 1945-49. She concentrates on the dispute between two writers, Jacques van Doorn and Graa Boomsma. The former objects to the latter’s unacknowledged use of facts reported in previously published books, and to literature being used to condemn the soldiers involved in that war (of whom Doorn was one) without giving them a chance to tell their own story (though he has). The real debates, on the use of fact in fiction and whether fiction can have a moral purpose, have not really taken place. 

Jane Fenoulhet (UC London) discusses the characters in certain novels of Anna Blaman. They are often single, lonely and unable to establish a satisfactory love life. Fenoulhet explains some reasons why. Until the 60s Dutch women were pressured into marriage, very few married women had a job, single people were subject to extra taxation despite holding ill-paid jobs, and they had to live with their parents or in bed-sitting rooms and thus had no privacy. Critics have not yet considered the importance of these social pressures on Blaman’s characters, nor the fact that many of them are homosexual (as she was) and therefore the pressures are even greater, even forcing some of them into marriage. Fenoulhet concludes that “without brave writers like Anna Blaman the cultural and social shifts which have improved the lot of the ‘losers’ portrayed here would not have taken place.” 

Jan Lensen deals with Flemish novels about World War II. Despite the common view that language as it has always been cannot convey the enormity of that war, most Flemish authors reported events using “the traditional classical [prewar] novel inspired by Catholic and humanistic tendencies.” Lous-Paul Boon’s Mijn kleine oorlog (1947) isthe exception: as its title says, it gives one man’s small view of the war, and rails furiously against the violence and profiteering that went on, disdaining elegance. One may see it as an example of committed literature. Ivo Michiels’ Orchis Militaris (the orchid is the flame from the muzzle of a firing machine gun) takes a different tack. One narrator is a soldier; he seems to have no psychology or individuality, and indeed the military deprives you of them, and by deserting and trying to get home, he is trying to regain them. Conscious and unconscious merge in one flow of words like a French nouveau roman, powerfully indicting the language of war propaganda without the authorial intervention of Boon’s novel.

Geert Buelens (U of Antwerp) tells us about “A forgotten chapter in the history of the Flemish movement.” It will be recalled that the linguistic and independence movement blotted its copybook by collaborating with the Nazis. Hugo Claus grew to dislike it in the 60s as he abandoned his right-wing views, and came to feel that the writer has no allegiance to any state, not even the one he is rooted in. By the 80s these views became standard among Flemish intellectuals. However, nostalgia for the Catholic Middle Ages, which is at the origin of this disliked rightism, is only one strand of Flemish nationalism; the other comes from the Enlightenment and always sought to educate the people and make a flourishing Dutch-language culture. Modern examples of writers whose roots are in this tradition, and who feel Flemish for that reason, are Paul Anthierens and the group around the review Humo.

Benedict Schofield (Sheffield) likewise sets out to correct the critics’ current view of a writer, nmely Willem Elsschot: he declares this author to be modernist. Elsschot wrote at the time of the literary movement of that name, but has been regarded as too dull to qualify for inclusion in it. But this is to ignore both his stylistic innovations and his theoretical statements. His novels seem to offer everyday experiences, but the plot, style and characterization all manipulate the reader into expecting the expected, then spring surprises on her. He himself pointed out his innovations in style, form (narrative structure) and aesthetics. 

Literary reviews play a major part in Dutch literary movements. In the 30s the Modernist organ was Form; Kevin de Coninck (Ghent) looks at the 70s review De Revisor. Founded in 1974, it opposed the realism of the Generation of ‘70, but never defined its own view of literature. Some contributors, when interviewed in 1977, spoke of practising a craft, or of wanting to be re-readable, or of wanting to write literature and not propaganda or mere anecdote. Revisor prose is modernist, no doubt, but its rejection of social commitment led it to evolve towards post-modernism.

Duco van Ostrum (Sheffield) discusses Dutch writing on sports, especially Tim Krabbe’s De Renner (1978), about cycle racing. If we examine some of the basic elements of narrative, such as plot, character, time, and theme, we will note the presence in this book of generic sport literature narratives.

Jan Woudstra (Sheffield) examines the legacy of the cultural philosopher Guillaume LeRoy, the 60s pioneer creator of gardens and natural spaces. Many of his projects were halted or neglected, and bureaucrats have not understood his spirit, but some of his ideas are becoming widely accepted: the preservation of species diversity in cities (modern farming destroys that diversity), and ecology as “a continuing creative process that involves human beings.” 

Eddy Verbaan (Sheffield) puts “recent city histories [a flourishing academic genre of recent years] in historical perspective.” Such works were popular in the 17th century, and the article’s purpose is to compare the modern kind of city history with the traditional one. The modern one typically is organized chronologically and by themes. It aims to show what is unique about the city and to promote a sense of what it means to be a citizen of it, and to provide information which can serve planners present and future. The 17th century compilation was a historical and topographical description of the place - as were the late 19th century works in this genre - or a chronicle of events, or both. It was hoped they would impress readers elsewhere and thus promote trade in local products, but above all they were intended to promote civic pride. A necessary step in a time when the cities’ populations were of very varied origins and felt loyalty to their group rather than the city, and when the gap between rich and poor was enormous. Despite the difference of organization and the greater degree of scholarly frankness today, then, the purpose of such works was similar then and now.

SEPTENTRION 

Le nº 4 de 2004 contient un article oj Paul Claes, auteur de plusieurs études sur Rimbaud, démontre que les Illuminations décrivent souvent des “paysages” de nuages éclairés par le soleil; on aurait mal compris cela parce que le poPte se sert de figures de la rhétorique classique. Pourquoi pas écrire sur lui, en effet, puisqu’il est né tout prPs de la frontiPre belge? Le poPte Kees Ouwens, d’autre part, est né B Zeist et vient de mourir. Ayant perdu sa foi en Dieu pendant sa jeunesse, il a semblé vouloir créer avec ses premiers recueils une sort de moi et de monde parfaits et autonomes, mais ses poPmes plus récents paraissent en sortir pour rechercher une transcendance dans la nature.  Et pour conclure la rubrique littérature, notons la traduction d’un extrait de Monkey Business de Jan Lauwereyns, roman oj il transpose sa longue expérience comme chercheur médical en un récit troublant de la cruauté que lesdits chercheurs infligent aux singes qui leur servent de cobayes - récit raconté par un des singes, sur un ton amPrement ironique. 

Tournons-nous vers les autres arts. Gerald van der Kaap est un artiste aux oeuvres multiformes, un innovateur qui embrasse toute technologie nouvelle. Il déroute. Un exemple: il a publié un catalogue d’exposition oj on voit une jeune femme flotter dans l’air dans une salle de musée. Les visiteurs de cette salle, bien sfr, n’ont pas vu cette scPne créée sur ordinateur, mais d’autres ouvrages de lui; le catalogue n’en est donc pas un, c’est une autre oeuvre d’art, autonome. Andrea Leine et Harijono Roebana, chorégraphes déjB célPbres, se sont vu confier les danses dans une nouvelle mise en scPne des Indes galantes de Rameau (1735), qui est une plaidoirie en faveur de la raison, l’amour et la paix (la guerre sévissait alors en Europe). Le musicien Tom Barman enfin est “l’un des rares Flamands B réaliser ce qu’il y a de plus difficile: Ltre populaire auprPs d’un public pop tot en étant pris au sérieux par les connaisseurs en art.”

Cette revue nous offre de temps en temps des évocations de villes ou de fleuves. Ici de mLme, nous trouvons les portraits de deux villes, décrites par des visiteurs venus de France. Haarlem, vieille de 750 ans, ancienne capitale des comtes de Hollande, connaît une rénovation architecturale; elle semble parfaitement contente de laisser les touristes négliger ses beautés pour aller voir celles de sa rivale, Amsterdam. Malines, ancienne capitale des Pays-Bas, est en train d’Ltre rénovée de fond en comble, mais il reste trPs agréable d’y séjourner.

Le nº 1 de 2005 s’ouvre sur un essai par Ian Buruma, qui évoque ce que représente pour lui, né en 1951, le passé récent: l’Holocauste, le mythe que pendant l’occupation nazie tous les Néerlandais avaient été “bons” ou “mauvais,” le temps qu’il a fallu pour que s’apaise le sentiment général anti-allemand, les restes de l’antisémitisme. Ces questions graves se posent dans l’oeuvre de l’auteure Carl (née Carolina) Friedman: son premier roman Tralievader (tr. Fr. Mon pPre couleur de nuit) présente un survivant traumatisé des camps d’extermination, et son deuxiPme, Twee koffers vol (tr. fr. Une histoire perdue, filmé sous le titre Left luggage) parle de l’antisémistisme, des divers moyens (si j’ose dire) d’Ltre juif, et du besoin que nous avons d’accepter ce qui arrive dans ce monde sans demander B Dieu pourquoi. “[L]e mélange d’un contenu tragique et d’un ton léger” qui caractérise ces romans se retrouve dans le recueil de nouvelles De grauwe minnaar (1996), qui reste B traduire. On nous offre deux extraits traduits de cet oeuvre. 

Pour les autres arts, un article au sujet du groupe théâtral flamand TgSTAN commence par les montrer en train de jouer une piPce ordinaire dont ils ont fait “une piPce incisive sur l’histoire et son prolongement dans l’actualité.” VoilB comment ils font: ils déterminent la lecture des textes au moyen d’une étude collective, mais les acteurs sont libres de la varier B tout moment pendant toutes les représentations. Ils donnent des piPces qui sont des discussions du rôle des acteurs dans le climat politique actuel, et toujours ils aiguisent la concience des spectateurs. Non moins créateur mais plutôt espiPgle, Christophe Coppens est connu pour ses chapeaux (un mannequin en porte un, et presque rien d’autre, sur la couverture de ce numéro), mais il crée toute sorte d’autres objets de luxe aussi. Quant B Rem Koolhaas, l’article B son sujet porte le titre “la passion de l’inédit.”  Lui aussi a un champ d’activité fort étendu, avec une préférence pour les grands projets architecturaux, oj la forme est repensée B zéro selon la fonction. Une autre équipe d’architectes néerlandais, Robbrecht et Daem, ne se confine pas aux projets de grande envergure: tous, grands ou petits, reflPtent une “quLte de la dimension sculpturale ... le rapport avec les arts plastiques n’est jamais absent,” ni non plus “la recherche des proportions” et “les rapports entre les éléments constitutifs du bâtiment.”  On pourrait rattacher aux précédents l’artiste Thierry Cordier, puisqu’il a voulu devenir architecte mais s’est “égaré en cours de route,” dit-il. Mais son sujet est lui-mLme, l’artiste souffrant dans ce monde aussi peu idéal que possible, et il a donc décidé de “se consacrer B la réflexion pure sans obligation de me justifier envers les autres.”